Jan Willem van Dommelen
2 minuten
Het is niet moeilijk een voorstelling te maken van alles wat brandweerlieden kunnen meemaken in de dagelijkse praktijk. Stel, je bent zeventien jaar lid van de vrijwillige brandweer geweest en hebt het nodige gezien en meegemaakt; ingrijpende incidenten en ongevallen waarbij je bent geconfronteerd met vaak ernstig verminkte slachtoffers.
En jaren nadat je bent gestopt kom je dan toch ineens thuis te zitten. Je psycholoog verbindt jouw medische situatie met al die jaren waarin je binnen de brandweer traumatische gebeurtenissen hebt meegemaakt. Wat nu?
Buitensporige werkzaamheden?
Deze brandweerman, die zijn werkgever –de gemeente- vroeg om erkenning van aansprakelijkheid, kreeg een duidelijk nee. Want, aldus de gemeente: je hebt in die jaren geen werkzaamheden hoeven te verrichten die objectief gezien een ‘buitensporig karakter’ droegen. Dat is namelijk het criterium.
Met die benadering was de rechtbank het eens. We willen niets afdoen aan de impact van het werk van brandweerman, aldus de rechtbank, maar dat is inherent aan dit type werk. Daar hoort het bergen van lichamen en hulpverlening bij ongevallen nu eenmaal bij.
De zaak werd uiteindelijk voorgelegd aan de Centrale Raad van Beroep, de hoger beroepsrechter voor ambtenaren. De brandweerman heeft, met een concrete beschrijving van 25 incidenten, in dit hoger beroep op een rij gezet wat je in dit werk allemaal moet meemaken. Daarvan kwam de rechter best onder de indruk, toen het ging over een politieman die onder zijn handen was gestorven en toen hij suïcides en lijkvindingen beschreef.
Was dit nu ‘buitensporig’, vroeg de Raad zich af. Tot vorig jaar vond ook de hoger beroepsrechter van niet; dit is, hoe naar ook, gewoon je werk. Tot nu. Want deze rechter zegt in de uitspraak van 15 juni 2023 verrassend: deze vreselijke ervaringen ‘zijn in het gewone leven uitzonderlijk’, zeker als ze herhaaldelijk voorkomen. Buitensporig dus. En die kunnen tot psychische klachten leiden.
Wel of geen nazorg ontvangen?
Nu was het punt dat de brandweerman stelde, dat hij na die incidenten door de jaren heen nooit (mentale) nazorg van of via zijn leidinggevenden had ontvangen. Dat was de brandweerorganisatie niet met hem eens. Die zorg zou er wel geweest zijn.
De hoger beroepsrechter loste dit zó op: als incidenten én de psychische problemen vaststaan moet de gemeente maar aantonen dat de PTSS niet aan het gebrek aan nazorg kan worden toegeschreven. Lukt dat niet, dan is de gemeente aansprakelijk. Het lukte niet. De gemeente kon niet voldoende laten zien dat er ook psychische nazorg was verleend. En daarmee was ze aansprakelijk en gehouden de schade te vergoeden.
Goed nieuws dus voor deze oud-brandweerman die zijn arbeidsongeschiktheid -schade door herbelevingen en angsten- vergoed kreeg. Maar ook hoopgevend voor anderen met een beroep dat een zware wissel kan trekken op je mentale gestel.
Deel dit artikel:
Jan Willem van Dommelen
Letselschadeadvocaat