• Blog

Aansprakelijkheids- en verzekeringskwesties bij fietsongevallen

Judith van Setten- van den Brink

Eerder verscheen er een seriereeks over de aansprakelijkheidskwesties die spelen bij verkeersongevallen waarin een fietser en een automobilist zijn betrokken. De uitgangspunten bij een dergelijke situatie zijn anders dan de situatie waarin twee fietsers zijn betrokken bij een verkeersongeval. In deze blog hierover meer.

Eerder verscheen er een seriereeks over de aansprakelijkheidskwesties die spelen bij verkeersongevallen waarin een fietser en een automobilist zijn betrokken. De uitgangspunten bij een dergelijke situatie zijn anders dan de situatie waarin twee fietsers zijn betrokken bij een verkeersongeval. In deze blog hierover meer. 

Zwakke verkeersdeelnemers

Fietsers worden in het verkeer aangemerkt als zwakke verkeersdeelnemers. De wetgever veronderstelt dat fietsers in vergelijking met automobilisten meer risico lopen in het verkeer. Bij een verkeersongeval is de kans groot dat de fietser meer schade heeft dan de automobilist. Om die reden geldt als uitgangspunt dat in deze situatie de automobilist aansprakelijk is en minimaal 50% van de schade moet vergoeden.

Dergelijke wettelijke uitgangspunten zijn niet van toepassing wanneer het een verkeersongeval betreft tussen twee fietsers. De aansprakelijkheid wordt dan beoordeeld op basis van de ongeschreven en wettelijke verkeersregels. Stel dat het verkeersongeval wordt veroorzaakt doordat fietser 1 geen voorrang verleent aan de van rechts komende fietser 2. Er is dan duidelijk sprake van een verkeersfout aan de kant van fietser 1. Fietser 1 is dan aansprakelijk voor de schade die fietser 2 hierdoor lijdt.

Verkeersfout?

Aansprakelijkheidskwesties in geval van fietsongevallen komen in de rechtspraak dikwijls voor. De cruciale vraag is dan of bepaalde gedragingen gelden als een verkeersfout. Indien er sprake is van een of meer verkeersfout(en) is de kans groot dat aansprakelijkheid kan worden vastgesteld. In dit kader oordeelde de rechter in eerdere rechtszaken dat:

 

  • de fietser die een andere fietser rechts inhaalde (terwijl artikel 11 lid 3 RVV verplicht tot links inhalen en er geen ruimte was om rechts in te halen) een gevaarlijke situatie veroorzaakte en op grond van art. 5 van de Wegenverkeerswet 1994 aansprakelijk was voor de schade die hierdoor is ontstaan;

  • de slingerbeweging die een fietsende vader maakte als gevolg van een stuurbeweging van zijn zesjarige dochter tijdens een fietsles nauwelijks te vermijden was; het onmiddellijk daarop afremmen en tot stilstand komen van de vader is niet onrechtmatig. De vader is daarom niet aansprakelijk voor de schade die ontstaat bij de wielrenner die achter hen fietste en volop moest remmen om een ongeval te voorkomen. Daarnaast wordt aangenomen dat de wielrenner onvoldoende snelheid terugnam en/of afstand hield.

  • de fietser die tijdens het fietsen opmerkte dat zijn collega achter hem fietste, vervolgens plotseling afremde waardoor zijn collega ten val kwam, aansprakelijk was voor de ontstane schade. De rechtbank weegt hierin mee dat de voorste fietser zelf opmerkte dat zijn collega vlak achter hem fietste en beide partijen op hoge snelheid fietsten, waardoor hij had moeten aankondigen dat hij ging afremmen en er rekening mee moest houden dat zijn collega hier niet op kon anticiperen. Op basis van de verklaringen oordeelt de rechter echter ook dat de betreffende collega niet adequaat reageerde, waardoor zij in overwegende mate debet is aan het ontstaan van het ongeval. De fietser die voorop reed, hoeft daarom ‘slechts’ 1/3 deel van de schade te vergoeden. 

Bewijsprobleem

Het komt in de praktijk regelmatig voor dat er geen getuigen aanwezig zijn bij een (fiets)ongeval. Dit kan leiden tot bewijsproblemen indien de verklaringen van de betrokkenen bij het ongeval uiteenlopen. Deze situatie speelde ook in een geschil tussen twee fietsers waarin de betreffende verzoeker een 12-jarige fietser (A) had ingehaald. Tijdens het inhalen ging fietser A slingeren, waardoor de verzoekster viel. De verzoekster stelde de ouders van fietser A op grond van artikel 6:169 lid 1 BW aansprakelijk. Op grond van dat artikel zijn ouders/voogden aansprakelijk voor schade die wordt veroorzaakt door een kind jonger dan 14 jaar indien de gedraging bij een volwassene zou worden beschouwd als onrechtmatige daad.

Fietser A meende dat zij slingerde, omdat verzoekster haar achterwiel raakte. Verzoekster stelde zich op het standpunt dat de fiets ging wiebelen, omdat fietser A op de trappers ging staan. Beide verklaringen sluiten aan bij hetgeen partijen hadden vermeld op het schadeformulier.

De hoofdregel in het bewijsrecht is dat degene die feiten stelt en daaraan een recht wil ontlenen, verantwoordelijk is om het bewijs hiervoor te leveren. In dit geval beriep verzoekster zich op het rechtsgevolg van artikel 6:169 lid 1 BW. Het was dus aan verzoekster om haar standpunt te bewijzen. Verzoekster beschikte alleen over haar eigen verklaring. Dat is onvoldoende om de vordering toe te wijzen.

In dit geval had het bewijsprobleem voorkomen kunnen worden, indien er getuigen bij het ongeval aanwezig waren die konden verklaren wat zich daadwerkelijk had afgespeeld. Bewijsproblemen kunnen zich ook voordoen indien u wordt aangereden door een onbekende fietser en geen identiteits-/contactgegevens uitwisselt. Het is dan praktisch onmogelijk om iemand aansprakelijk te stellen voor uw letselschade. Het is daarom belangrijk dat u de namen en contactgegevens van betrokken partijen en getuigen noteert.

Het belang van de aansprakelijkheidsverzekering

De schade na een fietsongeval kan (afhankelijk van het letsel) aanzienlijk oplopen. In tegenstelling tot het besturen van een auto, geldt bij het rijden op een fiets geen verplichting tot verzekering. Het is daarom van belang om na te gaan of u hiervoor verzekerd bent. De aansprakelijkheid voor fietsongevallen wordt meestal gedekt door de aansprakelijkheidsverzekering. Dit heeft tot gevolg dat u de behandeling en bekostiging van de letselschadezaak uit handen kunt geven aan de verzekeraar.

Deel dit artikel:

Judith van Setten- van den Brink

Letselschadeadvocaat